Na verschillende schandalen en politieke flaters stapt Humza Yousaf (SNP), eerste minister van Schotland, op. Hij is lang niet de eerste progressieve regeringsleider die moet opstappen. Nieuw-Zeeland, Portugal en Finland deden het Schotland al voor. Corruptie, autoritaire wetten en wanpraktijken typeren linkse regeringen.
Humza Yousaf, kopman van de progressieve SNP en eerste minister van Schotland, houdt het voor bekeken. Na een reeks schandalen neemt het eerste islamitische staatshoofd van hedendaags West-Europa ontslag. Zijn racistische uitspraken, focus op de genderideologie en het criminaliseren van ‘haatspraak’, zorgden al langer voor onvrede binnen zijn eigen partij.
Humza Yousaf
Yousaf raakte internationaal bekend door een racistische, antiblanke toespraak in de Schotse assemblee. Volgens de allochtone politicus waren er te veel blanken aan de slag bij de overheid van het land, dat voor 96% door blanke Europeanen wordt bevolkt. De befaamde speech zou hem als eerste minister opnieuw voorgeschoteld worden.
In april 2024 begon zijn regering met de handhaving van de Hate Crime and Public Order Act. ‘Haatspraak’ – een term die zeer breed en vaag gedefinieerd werd door de progressieve wetgevers – kon vanaf nu bestraft worden met een celstraf tot 7 jaar. De bevolking maakte hun ongenoegen onmiddellijk kenbaar. Zelfs leden van Yousafs eigen SNP waren ontevreden.
Ondertussen werden politiediensten overspoeld met meldingen van ‘haatspraak’. Laat het nu net eerste minister Yousaf zijn die massaal beschuldigd werd van het overtreden van zijn nieuwe wet. De Schotten waren zijn antiblanke toespraak nog niet vergeten.
Een maand later was Yousaf zijn meerderheid in de assemblee kwijt. Eerder moest zijn voorganger Nicola Sturgeon ook al opstappen wegens mogelijke wanpraktijken. De links-progressieve politica en haar man worden onderzocht voor fraude en het verduisteren van geld.
Schandalen en links
Schotland is lang niet het eerste land waar de links-progressieve regering valt na een reeks schandalen. Eerder werd ook de Finse premier Sanna Marin (SDP) weggestemd. Het kon niet op voor de jonge politica: feestjes met naakte gasten in haar ambtswoning, uitstapjes naar nachtclubs en video’s waar de getrouwde moeder sensueel met vreemde mannen danste.
Daarna volgde de socialistische premier van Portugal, Antonio Costa. Nadat hij samen met zijn vertrouwelingen verwikkeld raakte in een corruptieschandaal, viel ook zijn regering. “Stabiliteit, zekerheid en veiligheid”, beloofde zijn linkse partij. Uiteindelijk volgde enkel politieke chaos.
Ook socialist Pedro Sánchez, premier van Spanje, staat onder druk vanwege wanpraktijken en corruptie. Zijn coalitie met extreemlinks hielp hem eerder nog aan de macht, al had hij ook de steun nodig van de linkse Catalaanse separatisten door de verkiezingsoverwinning van rechtse partijen.
Buiten Europa gaat het evenmin goed voor links-progressieve regeringen. Wellicht het bekendste voorbeeld is Nieuw-Zeeland, waar socialiste Jacinda Ardern onverwachts opstapte. Haar Labour Party werd kort daarna electoraal afgestraft. Tijdens de coronacrisis stond ze bekend voor haar draconische ‘lockdowns‘. Ook perkte ze burgerlijk wapenbezit sterk in.