In navolging van de veroordeling van juwelier Filip Moens uit Oostakker (Gent) benadrukt het Vlaams Belang de nood om zelfverdediging uit te breiden naar privébezit. “Het is hemeltergend dat een uitbater van een handelszaak die geconfronteerd wordt met gewapende indringers, zijn zaak niet eens mag beschermen”, zegt Kamerlid Marijke Dillen (Vlaams Belang) in een mededeling.
Twee overvallers, gewapend met een handvuurwapen en een kalasjnikov, beroofden in juli 2018 een juwelierszaak in de Gentse deelgemeente Oostakker. De vader van de juwelier werd neergeslagen en zes mensen werden onder schot gehouden. De overvallers opperden zelfs luidop om de slachtoffers af te maken. Tijdens het vluchten kon de juwelier, die vreesde dat de daders zouden terugkomen, hen onder schot nemen.
Hoewel de man overgeschakeld was op overlevingsmodus, oordeelde de Gentse correctionele rechtbank nu dat er geen sprake was van onweerstaanbare dwang of wettige zelfverdediging. Moens werd veroordeeld tot tien maanden cel en 800 euro boete met uitstel. “Dit is de wereld op zijn kop”, zegt Dillen. “Justitie dient zich niet achter daders maar achter slachtoffers te scharen.”
Privébezit en noodweerexces
“Het Vlaams Belang vindt niet dat van een handelaar verwacht moet worden dat hij zijn winkel zomaar laat leegroven.” Dillen vindt daarom dat een uitbreiding van wettige verdediging naar privébezit aan de orde is. Samen met Kamerlid Katleen Bury (Vlaams Belang) diende ze hierover in februari reeds een wetsvoorstel in.
“In ons wetsvoorstel wordt niet enkel de wettige verdediging uitgebreid naar het verdedigen van privébezit, ook wordt er het begrip ‘noodweerexces’ ingevoerd”, zegt Dillen. “Het is niet evident dat wanneer een slachtoffer geconfronteerd wordt met een acute gevaarsituatie hij of zij ter plekke een afweging moet maken van wat onder noodzakelijke verdediging moet worden verstaan. Hier spelen emoties, angst, vrees, radeloosheid, blinde woede en paniek bij het slachtoffer een grote rol. Door de invoering van het ‘noodweerexces’ kan hier de nodige rekening mee worden gehouden en kunnen onterechte veroordelingen, zoals die van de juwelier, vermeden worden.”
